donderdag 1 mei 2014

Ik was nooit in Isfahaan

In de trein uit Djibouti richting Addis Abeba was het een en al chaos. Veel passagiers ontvluchtten hun eigen land omdat het er zo warm wordt en het in Ethiopië veel koeler is gedurende de zomer. De conducteur en bewaking waren druk in de weer met een zwartrijder, die na een achtervolging door de trein tenslotte zelf de barre woestijn in sprong. Na een poosje kwamen we dichterbij de grenspost, een krotje met twee soldaten erbij. Alle treindeuren gingen op slot en er ontstond één grote chaos, iedereen van binnen wilde naar buiten en van buiten naar binnen. De ordedienst maakte een einde aan de chaos en zodra we de grens van Ethiopië waren overgestoken gingen alle deuren weer open. 

Buiten was alles een bezienswaardigheid. In de trein werd ook qat uitgedeeld. Qat is een plant die je vermoeidheid helpt te laten verdwijnen en er was voor iedereen, want, zo werd ik verteld, het zou geluk brengen aan de reizigers. Toen ik er een beetje van in mijn mond stopte en begon met kauwen voelde ik meteen de slaap verdwijnen.

We stopten met de trein in Dire Dawa, de trein zou pas de volgende dag verder gaan vanaf hier naar Addis Abeba. En uit het niets begon het hier hevig te regenen, de straten raakten overstroomd. Ik ging vanaf hier verder per bus naar Harar, wat verderop in de bergen ligt. Het is een heel afgelegen stad, liggend op 2000 meter hoogte tussen een gebergte en een woestijn. Harar was vroeger ook een heilige plaats waar alleen moslims naar binnen mochten, net zoals Mekka. Het duurde dus ook tot 1850 totdat de eerste westerling de stad bezocht, een Britse ontdekkingsreiziger die zich vermomd had als moslimkoopman. Deze tactiek had hem eerder ook Mekka ingekregen.

Rond Harar groeit op de uitgebreide, rode vlakten de beste qat van de wereld. Ook er waren vele mangobomen en papajaplanten vol vruchten. In Harar ontmoette ik Kassahun Asrat, een kleine man van zevenendertig en een van de weinige treinreizigers die geen qat kauwt. Hij vond het heel fijn dat ik als reiziger daar was omdat hij veel te vragen had over de wereld buiten de zijne, die ik graag beantwoordde. 

In Dire Dawa vertrok de trein weer voor het laatste stuk verder naar Addis Abeba. Tijdens de reis kon ik veel andere gebieden zien, zoals het Adhmar gebergte in het zuiden en de savanne die naast het spoor lag, waar veel mannen werken. Vanuit de trein werden dan ook bossen qat naar hen toegeworpen om het werk in de extreme temperaturen vol te houden. We rijden door Afar-gebied, een stam van zeer gevreesde krijgers die tot voor kort de testikels van hun vijanden afsneden als versiering. Ook gold het als een daad van moed om een tegenstander in zijn slaap te overvallen. Ik slaakte dus ook een zucht van verlichting zodra we het Afar-territorium uit waren.

Toen de ik de eerste golfplaathuizen van de krottenwijken van Addis Ababa kon zien was het 
inmiddels al nacht en de trein kwam langzaam tot stilstand. De schoonmaker veegde alle troep bij elkaar terwijl iedereen de trein verliet. Ik sloeg het stof van mijn kleren en verliet het station.

1 opmerking:

  1. hoi hein
    je hebt het erg mooi beschreven en goed uitgelegd. je maakt mooi gebruik van bijzinnen en de zinnen lopen goed. je hebt niet de makkelijkste opdracht gekozen maar er goed werk van gemaakt. de laatste alinea vind ik ook erg mooi beschreven. je hebt het in 530 woorden beschreven en dat is binnen het maximale! :) je laat uit dit stuk goed blijken dat je serieus het boek hebt gelezen!

    BeantwoordenVerwijderen