In de trein uit Djibouti richting Addis Abeba was het een en al chaos. Veel passagiers ontvluchtten hun eigen land omdat het er zo warm wordt en het in Ethiopië veel koeler is gedurende de zomer. De conducteur en bewaking waren druk in de weer met een zwartrijder, die na een achtervolging door de trein tenslotte zelf de barre woestijn in sprong. Na een poosje kwamen we dichterbij de grenspost, een krotje met twee soldaten erbij. Alle treindeuren gingen op slot en er ontstond één grote chaos, iedereen van binnen wilde naar buiten en van buiten naar binnen. De ordedienst maakte een einde aan de chaos en zodra we de grens van Ethiopië waren overgestoken gingen alle deuren weer open.
Buiten was alles een bezienswaardigheid. In de trein werd ook qat uitgedeeld. Qat is een plant die je vermoeidheid helpt te laten verdwijnen en er was voor iedereen, want, zo werd ik verteld, het zou geluk brengen aan de reizigers. Toen ik er een beetje van in mijn mond stopte en begon met kauwen voelde ik meteen de slaap verdwijnen.
We stopten met de trein in Dire Dawa, de trein zou pas de volgende dag verder gaan vanaf hier naar Addis Abeba. En uit het niets begon het hier hevig te regenen, de straten raakten overstroomd. Ik ging vanaf hier verder per bus naar Harar, wat verderop in de bergen ligt. Het is een heel afgelegen stad, liggend op 2000 meter hoogte tussen een gebergte en een woestijn. Harar was vroeger ook een heilige plaats waar alleen moslims naar binnen mochten, net zoals Mekka. Het duurde dus ook tot 1850 totdat de eerste westerling de stad bezocht, een Britse ontdekkingsreiziger die zich vermomd had als moslimkoopman. Deze tactiek had hem eerder ook Mekka ingekregen.
Rond Harar groeit op de uitgebreide, rode vlakten de beste qat van de wereld. Ook er waren vele mangobomen en papajaplanten vol vruchten. In Harar ontmoette ik Kassahun Asrat, een kleine man van zevenendertig en een van de weinige treinreizigers die geen qat kauwt. Hij vond het heel fijn dat ik als reiziger daar was omdat hij veel te vragen had over de wereld buiten de zijne, die ik graag beantwoordde.
In Dire Dawa vertrok de trein weer voor het laatste stuk verder naar Addis Abeba. Tijdens de reis kon ik veel andere gebieden zien, zoals het Adhmar gebergte in het zuiden en de savanne die naast het spoor lag, waar veel mannen werken. Vanuit de trein werden dan ook bossen qat naar hen toegeworpen om het werk in de extreme temperaturen vol te houden. We rijden door Afar-gebied, een stam van zeer gevreesde krijgers die tot voor kort de testikels van hun vijanden afsneden als versiering. Ook gold het als een daad van moed om een tegenstander in zijn slaap te overvallen. Ik slaakte dus ook een zucht van verlichting zodra we het Afar-territorium uit waren.
Toen de ik de eerste golfplaathuizen van de krottenwijken van Addis Ababa kon zien was het
inmiddels al nacht en de trein kwam langzaam tot stilstand. De schoonmaker veegde alle troep bij elkaar terwijl iedereen de trein verliet. Ik sloeg het stof van mijn kleren en verliet het station.
donderdag 1 mei 2014
Erik of het
klein insectenboek door Godfried Bomans
Godfried Bomans was een interessant persoon. Ik ben nog
nooit iemand tegen gekomen die een zo’n soort boek schreef. In positieve zin
natuurlijk. Hoe deze man de insecten een menselijk karakter geeft is briljant.
En dan de verschillende uitspraken die ze gebruiken. “Men is het, of men is het
niet” of: ”Ik denk dat je een worm of weg bent”. Elk insect heeft een eigen
kijk op het leven en zijn of haar plaats daarin. De wesp of zoals Erik het zegt
de weps denk dat hij te goed is om te werken en dat hij van adel is. De bijen
en mieren letten daar niet op en de worm denkt dat iedereen een worm wil zijn.
Ik vind dat Bomans het zeer knap heeft geschreven en hoe hij er bij komt is
voor mij een raadsel. Wel is het zo dat de insecten tenminste een beetje
beschaafd zijn, wat op de dag van vandaag nog wel eens ver te zoeken is.
Abonneren op:
Reacties (Atom)