donderdag 19 januari 2017

Balansverslag leesdossier

Balansverslag

De afgelopen jaren heb ik in opdracht van school een leesdossier bijgehouden. Hierop heb ik een aantal boeken staan om bij te houden wat ik er nou van vond en hoe ik ben gevorderd als lezer. In dit kleine verslagje leg ik uit wat ik allemaal leuk en wat minder leuk vond en hoe ik alles ervaren heb. 

Harem is een boek vol passie en lust. Het is het ideale boek voor een student omdat je je dan erg kan inleven in de hoofdpersoon Mac. Het is erg leuk om te zien hoe Mac Hope zijn leven leidt en zijn familie uiteindelijk ‘vormt’. Het wordt geschreven door zijn zoon en zo ontstaat er een interessante verhaalstructuur die wisselt tussen vader en zoon. 

Meester mitraillette is een boek dat een goed verhaal heeft. Het boek begint al gewoon mooi. Hij staat op het punt geëxecuteerd te worden en met dit in je achterhoofd begin je het boek te lezen. Je wilt dus gelijk weten waarom hij daar staat en dit motiveert wel goed om door te lezen. Het is fijn om te het verhaal te lezen vooral omdat er veel geswitcht word in de tijd waardoor er veel cliffhangers zijn. Wat ik zeker erg mooi vind, is de vergelijking van David over het leven. Toen ik dat las was ik gewoon ontroerd, terwijl ik dat normaal echt nooit heb.

Boeken die ik wat minder goed vond waren Grip en de Max Havelaar. Grip omdat hij alles beschrijft wat de persoon ziet. In het begin is dat wel oké maar aan het eind van het boek vind ik dat gewoon irritant. Dit stukje staat ook op mijn blog en is hier een voorbeeld van:
Ze liepen langs de trein. Paul telde de rijtuigen, hoorde stappen op het plaveisel, regelmatig als de tik van een klok. We gaan op weg, we gaan op weg. Hij keek- al die mensen die met wijd open ogen hun ticket bestudeerden, of monter vanaf een balkon omlaag reikten en bagage aanpakten, of diep inhalerend nog een sigaret rookten. Hoe opgetogen en geëlektriseerd was alles! Alles suisde, alles ademde energie- en dit was de essentie van grote stations overal in Europa; zo gloeiden ze in zijn voorstelling als stenen bijenkorven op, zo lagen ze in een web van stalen bloedvaten over continenten, hier ontsprong een hartslag die leven rond de wereld pompte.( Blz. 12)

 Max Havelaar kon ik heel slecht doorheen komen omdat het een ouder boek is waarin je helemaal vast loopt na een paar bladzijden door het taalgebruik van vroeger en omdat het zo langdradig is.

Er zit veel meer in een boek dan dat ik eerst dacht. Ik las boeken op de basisschool omdat het een goed verhaal was. T was leuk maar de boeken die ik nu lees zit veel meer in dan alleen een leuk verhaal. Thema’s, motieven, verhaalstijlen,….., een boek kan mooi in elkaar zitten. Toch vindt ik lezen niet meer zo leuk als dat ik vroeger vond. Vooral omdat ik het verhaal vroeger al heel belangrijk vond. Ik zie een boek meer als vermaak en ik heb eigenlijk niet heel veel zin om alle boeken die ik lees helemaal te analyseren. Dit doe ik met deze boeken wel omdat het moet voor school. Maar als ik later boeken ga lezen is het alleen omdat ik zin heb in een goed verhaal, als vermaak. Dan neem ik gewoon een boek van niveau drie waarschijnlijk. Maar ook al is dit mijn persoonlijke mening, sommige boeken vind ik knap goed in elkaar zitten als ik er lang naar gekeken heb. Alleen de moeite om dit te doen zal ik later niet meer nemen.

Mijn blog moet ik eerlijk zeggen is niet spectaculair. Maar toch ben ik er wel een beetje trots op dat er niet alleen maar troep op staat. Ik heb er toch best veel werk in zitten en vind zelf dat ik de meeste opdrachten goed heb uitgevoerd. Behalve een paar titelverklaringen die ik vooral deed om snel klaar te zijn, heb ik alles netjes gedaan. De meeste fictieve opdrachten vond ik wel lastig om te verzinnen. Maar ik heb mijn best gedaan en meer kan ik niet doen.

De literatuurlessen zijn best interessant moet ik zeggen. Ik vind een beetje geschiedenis altijd wel leuk. De stromingen die we geleerd hebben zie je vaak goed terug in de boeken die je leest  wat je iets meer achtergrond informatie geeft voor het verhaal. Maar ik denk niet dat ik ooit nog deze informatie ga gebruiken.

 Ik denk dat ik literatuur niet zo belangrijk vind in het leven vooral omdat ikzelf graag veel leuke dingen doe en ik boeken lezen alleen maar tijd rovend vindt. Maar wie weet, misschien als ik ouder ben begin ik er weer lekker mee. Dat zie ik mijzelf nog wel doen, ook omdat ik vroeger boeken altijd super leuk vond.

Boeken lezen is belangrijk, vooral of jongere leeftijd omdat je dan zelf kunt onderzoeken of je dit leuk vindt. Het is goed dat wij een leesdossier moeten bijhouden denk ik maar als leraar moet je wel de vrijheid en tijd geven om de boeken te kunnen lezen. Bij Nederlands krijgen we naast boeken lezen niet erg veel huiswerk waardoor je gelukkig wel tijd overhoudt om te lezen. Ik zou dus mijn literatuurdocenten aanraden om zo door te gaan met het behandelen van de Nederlandse literatuur.


Willem Elsschot, Kaas

MOTTO
Ik luister zwijgend naar die stem 
Die hijgt en hees is, maar vol klem 
Die in mineur zingt bij 't verwensen 
Van 't alledaagse in de mensen. 

IK volg de hoeken van die mond, 
Een kwalijk toegegroeide wond 
Die alles uitdrukt, als hij lacht, 
Wat hij zo fel in woorden bracht. 

Hij heeft een vrouw en kroost en vrinden 
Hij heeft een hele joop beminden 
Waar hij plezier aan heeft als geen 
Toch staat Jan Greshoff heel alleen 

Hij zoekt en kijkt, hij hoopt en wacht 
Van d' ene nacht tot d'andere nacht. 
Hij hoort iets en komt overeind: 
Hij wacht in Brussel op zijn eind 

Vooruit Janlief, hanteer de riem, 
En geef die rotzooi striem op striem! 
Vaag al dat vee van uwe baan 
Zo lang dat vee van uwe baan 
Zo lang uw hart nog mee wil gaan. 


In de opdracht aan Jan Greshoff treft ons de uitdrukking: het verwensen van het alledaagse in de mensen. Dit wijst op een ontgoocheling ten opzichte van leven en mensheid, die, wanneer ze scherp wordt geuit (hanteer de riem!), tot cynisme leidt. 
Bron: Belangrijke letterkundige werken; dr. Jos J. Gielen & J. G. W. Gielen 

GENRE
'Kaas, is een ironisch-realistische roman in briefvorm met auto-biografische elementen, in sobere stijl geschreven 
Bron: Panorama van de Nederlandse letterkunde; Drs. C. Gerritsma 

SAMENVATTING
In de inleiding over de stijl vergelijkt Elsschot deze met muziek en vervolgens komt er een breder opgezette vergelijking: een blauwe lucht die langzamerhand met wolken wordt bedekt, terwijl gongslagen weerklinken. Uit deze uitvoerige bergelijking kan men opmaken dat de schrijver het begrip stijl opvat als de kunst een boek zo te 'componeren' dat het de lezer doorlopend boeit; de lezer moet voortdurend in spanning uitzien naar wat komt en de schrijver moet hem telkens weer verrassen met onverwachte dingen. 
Merkwaardig, want afwijkend van wat in romans gebruikelijk is, is de opsomming van personages en elementen, vóór het eigenlijke verhaal begint. Iets dergelijks verwacht men eerder bij een toneelstuk. Bij Frans Laarmans staat: klerk, daarna koopman, daarna weder klerk. Dit is eigenlijk heel in het kort de inhoud van de roman. 
Laarmans' moeder sterft. Op de begrafenis maakt het kennis met Van Schoonbeke, die hem uitnodigt tot een bezoek. Wekelijks is er bij deze rijkaard een bijeenkomst van rijke, invloedrijke, gewichtige lieden; althans zij doen zich zo voor. Laarmans, die een pennelikker is, voelt zich in dit milieu misplaatst. Van Schoonbeke biedt hem nu aan, vertegenwoordiger van een Hollandse kaasfirma te worden. Laarmans stemt toe. Hij gaat naar Amsterdam en krijgt daar bij de firma Hornstra een contract. In Schoonbeke's vriendenkring kan hij nu doorgaan voor groothandelaar in voedingswaren! 
Frans krijgt van zijn broer, de dokter, een schriftelijke verklaring, dat hij een maand niet kan werken. Hij krijgt die maand ziekteverlof, maar zonder behoud van salaris. Hij richt zijn kantoor in en bestelt brievenpapier. De 10.000 kazen arriveren en worden in een veem opgeslagen. Laarmans gaat op zoek naar een bureau en een schrijfmachine. Op de club van Schoonbeke verkoopt hij aan ieder der aanwezigen één bol… voor de prijs van de groothandel. In een advertentie vraagt hij om agenten en krijgt 164 brieven, die hij alle beantwoordt. Mensen van het kantoor komen hun 'zieke' collega een geschenk aan bieden. 
Van de 30 agenten die hij aanstelt, hoort hij voorlopig niets. Hij wordt tot plaatsvervangend voorzitter gekozen van de Vakbond van Belgische kaashandelaren en moet met enkele andere kaas-prominenten naar het Departement van Handel om ver mindering van invoerrechten te bepleiten. Van het onderhoud met de directeur-generaal begrijpt hij niets, maar als hij in wanhoop uitroept dat hij er genoeg van heeft, raakt de directeur-generaal, die zijn woorden verkeerd opvat, zo onder de indruk dat de verlaging wordt toegestaan. 
Ten- einde raad – er is praktisch nog geen kaas verkocht – gaat Laarmans advies vragen bij Boorman, adviseur voor kooplieden, wonend in Villa des Roses (!) te Brasschaet. Diens goede raad helpt niet. Als Laarmans eindelijk een winkel durft te betreden om zijn kaas te slijten, blijkt de winkelier de vorige agent van Hornstra te zijn. 
Laarmans geeft het op. Als Hornstra komt , durft hij zelfs de deur niet te openen. Hij wordt weer klerk. En dan ontvangt hij van een agent uit Brugge een bestelling van 4200 kilo! Te laat! 
Bron: Belangrijke letterkundige werken; dr. Jos J. gielen & J. G. W. Gielen 

Plaats en tijd
Plaats van handeling is Vlaanderen, met name Antwerpen. De vertelde tijd is ruim 2 maanden in 1933 en het tijdsverloop is chronologisch. 
Bron: Panorama van de Nederlandse letterkunde; Drs. C. Gerritsma 

Spanningsverloop
DE PERSONEN: Het volle licht valt in dit boek op de ik-figuur: Laarmans. De anderen blijven op de achtergrond. Laarmans kan zich in het harde , zakelijke leven niet doen gelden. Het is altijd de dupe. Het liefst is hij in de beschermende omgeving van gezin en kantoor. Hij is te bescheiden en nederig zoals klerken, zegt hij, nu eenmaal zijn. Als hij op de club bij Van Schoonbeke eens iets zegt, schrikt hij van zijn eigen stem. Hij durft de dokterverklaring niet aan mijnheer Henri te laten zien en regelt zijn ziekteverlof met een hoofdboekhouder. Hij durft geen winkel binnen zonder iets gekocht te hebben. Op zoek naar een bureau komt hij thuis met een karaf en een zakmes! En zo komt hij eigenlijk in de kaas terecht, ondanks hij eigenlijk een grote afkeer heeft van kaas: hij is te meegaand, te laf, durft zich niet tegen Van Schoonbeke's plannen te verzetten. 

Hij wordt dan ook in zijn omgeving niet voor vol aangezien: als zijn broer van de kaasplannen hoort, komt hij overleggen met… Laarman's vrouw. 
Het meest aan hem tegengesteld is Boorman, die gewetenloos en gewiekst is, maar in dit boek nauwelijks aan bod komt. Ook de personen in Laarmans' onmiddellijke omgeving doen door hun nuchtere zakelijkheid het onzakelijke van Laarmans' karakter des te beter uitkomen. Zijn vrouw bv. Ziet onmiddellijk dat zijn contract met Hornstra voor hem onvoordelig is. Zijn broer waagt telkens weer, of hij nu al kazen heeft verkocht. Zijn zoon Jan slaagt er wel in iets te verkopen. 

Merken we tenslotte op dat in Elsschot's boeken alles draait om de personen en hun belevenissen. Natuur- en milieubeschrijving komen er praktisch niet in voor. 
Bron: Belangrijke letterkundige werken; dr. Jos J. Gielen & J. G. W. Gielen 

PERSPECTIEF
Het verhalen wordt geschreven vanuit een ik-persoon. Je weet alleen wat de ik-persoon ook weet, meer niet. 

STRUCTUUR
Het verhaal heeft in dubbel opzicht een cyclische bouw: Laarmans is achtereenvolgens klerk – koopman –klerk; het verhaal begint met een begrafenis en eindigt met een bezoek aan het kerkhof. Aan het verhaal, dat bestaat uit 24 hoofdstukken, gaan vooraf: a) een inleiding over de stijl (vergelijking met muziek en lucht die betrekt) en b) een opsomming van personen en elemneten van het verhaal (vgl. een toneelstuk!) 
Bron: Panorama van de Nederlandse letterkunde; Drs. C. Gerritsma 

Wat de structuur van het structuur van het boek betreft, verwijzen we nogmaals naar Elsschot's inleiding over de stijl. Lees nog eens de beschrijving van de blauwe lucht die langzaam met wolken wordt overdekt. In de roman beginnen we met iets dat met de kaasgeschiedenis als zodanig niets te maken heeft, maar nochtans de aandacht van de lezers onmiddellijk boeit: het sterven van zijn moeder. Toevallig ontmoet Laarmans Van Schoonbeke op de begrafenis en nu begint de kaasellende: de eerste wolken schuiven aan. Steeds wordt de toestand bedenkelijker. Maar steeds ook worden we even aan dat sterven herinnerd. OP de club bij Van Schoonbeke zweet Frans meer dan bij het sterven van zijn moeder. Als hij na zijn Amsterdamse reis trots op de club komt, vindt hij het jammer dat zijn moeder dit niet meer heeft meegemaakt. Maar als alles mislukt is, vindt hij het nog een geluk dat zijn moeder deze kaasramp niet meer heeft beleefd. En het boek eindigt met een bezoek aan het graf en een prijzend woord voor zijn gezin: Brave, beste kinderen! Lieve, lieve vrouw!…De wolken zijn verdwenen. De lucht is weer blauw. 
Bron: Belangrijke letterkundige werken; dr. Jos J. Gielen & J. G. W. Gielen 

THEMATIEK
Het thema van deze novelle is door F. Smith in zijn biografie over Elsschot als volgt geformuleerd: 'In Kaas behandelt Elsschot hetzelfde thema als in Een Ontgoocheling, namelijk de tragedie van een levens mislukking, hier de instorting van de droom van een eenvoudige bediende, die gehoopt had zich op te werken tot een zelfstandig koopman in kaas. 
Bron: Literama; K.J. v.d. Kerk & H.A. Poolland 

De roman heeft verschillende thema's: zoeken naar een houding tegenover verlies en dood; menselijke onmacht en onvolmaaktheid; tragedie in het leven van de mens; droom tegenover daad. Een belangrijke rol spelen: 
- het zakenleven 
- ironie, sarcasme en cynisme 
- zenuwoverspanning, bitterheid en triestheid; 
- dood, begrafenis, ontbinding (vgl. opgeslagen kaas). 
Bron: Panorama van de Nederlandse letterkunde; Drs. C. Gerritsma 

TITELVERKLARING
Kaas speelt een belnagrijke rol in het verhaal en bezorgt de hoofdpersoon veel ellende. Kaas, opgeslagen in een pakhuis, is tevens symbolisch voor begraven, dood en ontbinding. 
Bron: Panorama van de Nederlandse letterkunde; Drs. C. Gerritsma 

TAALGEBRUIK
Elsschots's stijl is een model van eenvoud en ongekusteldheid. Hij schrijft nuchter, precies, zonder omhaal, zonder mooidoenerij of aanstellerij, trefzeker; er staat geen woord teveel of te weinig. Zijn zinnen zijn kort, zakelijk. Zijn beeldspraak is treffend, maar sober. Bv.: door iedereen verlaten moet ik zelf kaasdraak te lijf. 

Het is te begrijpen, dat zijn stijl, niet alleen die van zijn gedichten, maar ook die van zijn romans, juist in de Forum-jaren, 1930-1940, zoveel waardering vond. 

Elsschot schrijft zuiver Nederlands, practisch zonder Vlaamse inslag en maar met een enkel gallicisme (zich aan iets verwachten). 

Eigen mening:

Kaas is een interessant boekje, niet te groot, en dus wel te doen. Aangezien het taalgebruik best ouderwets is, is het dus erg fijn dat het verhaal kort blijft. Het verhaal zelf is niet echt zeer spannend vind ik. Want er is bijna geen spanningsopbouw. Maar de schrijfstijl maakt het voor mij iets beter want ik vind er een licht ironisch taalgebruik in terug. Bijvoorbeeld deze fragmenten: 'Ik probeerde mij zo stil mogelijk uit te kleden, want mijn vrouw sliep allang en ik houd niet van dat gezanik'. 

'Maar om ze niet te doen denken dat ik slechts goed ben om hun geklets telkens te beamen, zei ik toch maar eens ’dat staat te bezien’. Waarop de kerel in kwestie, een die anders geen tegenspraak kon uitstaan, zeer inschikkelijk ’dat spreekt vanzelf’ antwoordde, blij dat hij er zo was afgekomen'.

Ik vind het wel grappig hoe hij deze gebeurtenissen beschrijft en kan dus mijzelf wel vermaken met dit boek. 
De hoofdpersoon is continue aan het zoeken naar meer succes. Hij wil mee kunnen praten bij de hoge heren en doet dus dingen die hij niet goed doordacht heeft. Ik denk dat veel mensen hierdoor in een valkuil vallen omdat iedereen zo succesvol wil worden. 
Verder is de titel wel geestig want het boek gaat wel over kaas maar dit is toch niet gelijk waar je aan denkt. Ook de personages en elementen staan voorin het boek, wat merkwaardig is voor een boek. De elementen bestaan ook allen uit kaas. Dit komt al niet zo serieus over, maar daar houd ik wel van. 

Bordewijk, Bint

Uitgeverij: Wolters-Noordhoff, uitgegeven met een licentie van Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 
Plaatsnaam: Groningen. 
Jaar van uitgave: 1998. 
Eerste jaar van uitgave: 1934. 
Druk: staat niet vermeld. 
ISBN: 9001 55019 3. 
Opdracht: Aan mijn rector en zijn staf. 

Samenvatting: 
De Bree is een leraar Nederlands, die vanaf november les gaat geven op de school van Bint. Hij werkt thuis aan een studie over Anna Maria van Schuurman, en gaat naar de school voor afleiding en om meer met de werkelijkheid in contact te komen. 
De favoriete klas van Bint, 4D, had namelijk de vorige leraar Nederlands, Van Fleer, weggepest. Er heerst een streng regime of de school van Bint, orde en tucht zijn belangrijk. 
De Bree krijgt vier klassen die hij ziet als wezens. Hij noemt ze “de grauwe”, “de bruine”, “de bloemenklas” en “de hel”. 
Aan klas 4D, “de hel” verklaart De Bree direct de oorlog, om zo problemen te voorkomen. Met andere klassen heeft hij die niet. Zijn tactiek werkt inderdaad, want met de korte bevelen die hij geeft werkt de klas het beste. Tegen de kerstvakantie kwam de klas via woordvoerder Steijd vragen of hij vrede wilde, maar zijn antwoord was nee. 
Als de rapportvergadering plaatsvindt hebben de leraren het over Van Beek. De jongen verdient een onvoldoende, omdat hij niet genoeg presteert, maar hij had gedreigd dat als hij een slecht cijfer zou halen, hij zichzelf van kant zou maken. De leraren zijn niet onder de indruk en geven hem het slechte cijfer, waardoor Van Beek radeloos in de gracht springt en in een gasthuis aan pneumonie overlijdt. Bint voorspelt de leraren na de vakantie moeilijkheden omtrent Van Beek. 
Na de kerstvakantie breekt er inderdaad een opstand uit onder de leerlingen, aangezet door Jérôme Fléau en m.b.v. de conciërge. De opzet wordt neergeslagen door “de hel”. Dit had Bint namelijk met “de hel” afgesproken. De conciërge wordt ontslagen, Fléau van school verwijderd en “de hel” wordt beloond. 
Tijdens het jaarlijkse reisje dat met Pasen gemaakt wordt, is “de hel” verdeeld over Remigius en Nox. Het toeval zorgt er echter voor dat Remigius vervroegd vader wordt en dat De Bree mee gaat met een helft van “de hel”. Ze gaan via Bergen op zoom naar België en dan door naar Noord-Frankrijk. Tijdens de reis wordt Te Wigchel ziek, hij hoest de longen a.h.w. uit zijn lijf, en twee leerlingen Heiligenleven en Punselie verdwijnen een dag spoorloos. Ze hebben de originele route gefietst, die gepland stond, maar waar vanwege de hoest van Te Wigchel van afgeweken was. 
Er waren examens op school voor de 5e klassen. Tijdens de examenuitreiking wankelt Bint even (De Bree zag het opeens. Bint stond doodstil, hij schommelde even naar voren, naar achteren. Hij was een blad, overgevoelig voor de zwakke luchtstroom, die de mens ontgaat. Een stalen wil, maar geen stalen lijf. Pag. 66). 
De Bree weigert in eerste instantie een herbenoeming, omdat het de bedoeling was geweest om slechts dit schooljaar vol te maken. Later denkt hij nog eens terug over het afgelopen jaar en bedenkt zich dan. Hij stuurt een briefje naar Bint waarin hij meldt nog een jaar op zijn school vol te maken. Bij het begin van het nieuwe jaar is Bint verdwenen en staat Donkers op zijn plaats als directeur. Bints’ vertrek had te maken met de dood van Van Beek. Of de spanningen hem te veel zijn geworden, of de druk van een of andere arbeidsinspectie wordt niet geheel duidelijk. 
“De hel”, de voormalige 4D is nu 5C geworden. Door te zien wat voor een volwassen kerels (met uitzondering van Schattenkeinder, een lomp maar volwassen meisje) het waren geworden, doet De Bree zo goed dat hij met Bints’ systeem wil blijven werken. 
De Bree probeert tot twee maal toe Bint te spreken te krijgen, maar slaagt hier niet in. Dan wordt hem duidelijk dat Bint wil dat de school door moet gaan zoals het voorgaande jaren ging met zijn ziel in de school, en De Bree gaat met nog meer wilskracht dan anders al vroeg op weg naar school. 

Analyse en interpretatie: 

Titel- en ondertitelverklaring: 
Bint is de directeur van de tuchtschool. Hij heeft vijf jaar geleden een regime voor de school bedacht dat maatschappelijke reuzen kweekt. Zij gehoorzamen omdat hen dat is aangeleerd. Men zal spreken over leerlingen van de school van Bint, zo redeneert hij zelf. Het is een strenge man die zo zijn principes heeft, maar wel stellig gelooft in de werking van zijn leer. 
De ondertitel, Roman van een zender, slaat op de directeur Bint en de leraar Nederlands De Bree. Bint heeft een systeem bedacht om leerlingen te laten gehoorzamen, De Bree leert van deze ideeën en neemt er veel van over. Zo wordt Bint de zender (de drager van het idee: stalen tucht) en De Bree de ontvanger. 

Motto: 
Er is geen motto in het boek aanwezig. 

Genre: 
Het boek is een korte psychologische schoolroman, omdat het boek op de eerste plaats gaat over een school, en de gedachten en de gevoelens van de hoofdpersonen erg belangrijk zijn. “Bint” wordt ook wel tuchtroman genoemd. 

Idee, thema en motieven: 
Het thema van het boek is naar mijn mening geestelijke weerbaarheid. Ik bedoel daarmee dat de mens in de periode waarin het boek afspeelt, tussen de Eerste en de Tweede wereldoorlog in, rond de economische crisis van gekheid niet wist bij welke groep zij zich wilde aansluiten, of hoe zij zich wilde gedragen. Het nationaal-socialisme kwam op, en veel mensen sloten zich zonder er bij na te denken aan bij deze partij, in de hoop op meer welvaart. Bint probeert via tucht maatschappelijke reuzen te kweken, die niet bang zijn in de maatschappij, wat hem voor een groot deel is gelukt, want de saamhorigheid is ontzettend hoog in zijn favoriete klas. 

Enkele belangrijke motieven in het boek zijn: 
 Probleem van de opvoeding. De leerlingen zouden, volgens het systeem alleen luisteren als aan hen korte bevelen gegeven zouden worden. 
 Het schoolleven in een grote stad. 
 Verwording/verval/degeneratie/ontmenselijking (leerlingen worden als monsters aangeduid: gorilla, diepzeemonster e.d. 
 Chaos en verwildering. In “de hel” heerst een zekere chaos in die zin dat iedereen doet wat hij wil maar ze wel verbonden zijn met elkaar. Ze gedragen zich als beesten en reageren op korte bevelen. 
 Spanning tussen angst en tucht. De leerlingen en de leraren zijn ondergeschikt aan Bint, en zijn systeem. 
 Deformatie van de werkelijkheid, duivels/monsters (vgl. het schilderij van Jeroen Bosch in het museum). 
 Rebellie/weerspanningheid (“de hel”). 
 Het feit dat de Nederlandse leraar De Bree steeds meer op de dictatoriale schooldirecteur Bint gaat lijken. 
 Reizen (schoolreis). Tijdens de paasvakantie maken de klassen reisjes. Iedere klas gaat ergens anders heen. 
Ik denk dat de schrijver wel een achterliggend idee heeft gehad, namelijk dat tucht niet het middel is om kinderen tot volwassenen te maken, omdat je ze er bang mee maakt, ze vormen geen eigen mening en komen vroeg of laat tegen het systeem in opstand. Ook denk ik dat de schrijver voor ogen gehad heeft, dat als iemand echt in een systeem gelooft diegene er ook helemaal door geobsedeerd van kan raken. 

Opbouw, structuur en spanning: 

De gebeurtenissen worden verteld in de volgorde waarin zij plaatsvinden. Er is geen sprake van sprongen terug in de tijd, al denkt De Bree één maal terug aan Van Beek, een leerling die zelfmoord pleegde. De vakanties gaan voorbij zonder er bij stil te staan en zijn dus kleine sprongen vooruit in de tijd. 
Er is slechts een verhaallijn, en dat is het verhaal gezien door de ogen van de Nederlandse leraar De Bree, over de tuchtschool. 
De spanning in het boek wordt naar mijn idee het grootst op het moment dat tijdens het schoolreisje er twee leerlingen van “de hel” zijn verdwenen. Zij blijken de originele route te hebben gefietst, i.p.v. de ingekorte route. Als De Bree in spanning is, zit de lezer toch ook wel een beetje te denken waarom de leerlingen verdwenen zijn. Verder zijn er in het boek geen echte spanningsmomenten. De schrijver probeert niet via uitstel en vertraging de spanning op te voeren. Het gehele tafereel met de verdwenen leerlingen beslaat slechts 1,5 bladzijden, en is absoluut niet langdradig. Het verhaal begint als De Bree op weg is naar zijn eerste dag op de school waar hij gaat les geven. Het verhaal eindigt ook op deze school, als De Bree na het vertrek van de voormalige directeur Bint weer terug naar school gaat. Met de ideeën van Bint in zijn gedachten, probeert hij Bints ziel in de school terug te vinden. Er is geen sprake van cyclische opbouw. De Bree begint als leraar Nederlands op een school, neemt de ideeën van de school over en eindigt als leraar met een nieuwe methode. De cirkel is dus niet rond. 

Personages: 
Bint is de oude, rietmagere directeur (met een grauwe sik) van een middelbare school. Hij heeft vijf jaar geleden een nieuw systeem bedacht waar orde en tucht moeten zorgen voor maatschappelijke reuzen. Met de reuzen bedoelt hij dat zij niet bang zijn voor de maatschappij, en dat er een hoge mate van saamhorigheid is. Hij haat namelijk de bandenloosheid en de verwildering van de tijd waarin hij leeft. Aan het einde van het verhaal verdwijnt Bint. Zijn opvolger Donkers zegt dat zijn vertrek te maken heeft met de zelfmoord van Van Beek. Mij wordt niet helemaal duidelijk of hij ontslag genomen heeft, omdat hij de zelfmoord niet kon verwerken, of dat hij ontslagen is door hogerhand, omdat zijn systeem nogal wat opschudding veroorzaakt. Het laatste lijkt me overigens het meest voor de hand liggende. Bint is een man met principes. Zijn dochter woont bij hem in huis met haar twee kinderen nadat haar man zich na het maken van een enorme schuld van kant had gemaakt. De schuld betaalt hij voor haar af, zijn hele leven lang. 

De Bree is de opvolger van Van Fleer, die is weggepest door de leerlingen uit 4D. Hij is leraar Nederlands die direct bij de eerste les aan 4D, “de hel”, de oorlog verklaart. De Bree is een rustige pijprokende man, die een jaar wat afleiding wil en meer in contact wil komen met de werkelijkheid en daarom gaat lesgeven. Thuis bij zijn hospita is hij bezig met een studie over Anna Maria van Schuurman. De Bree zijn eerzucht is zijn wetenschap, hij leeft bijna aseksueel. 
De Bree kan zich goed vinden in het systeem van Bint, en treurt wanneer deze de school verlaat. Hij probeert nog in contact met Bint te komen, maar dit lukt hem niet. Dan komt de gedachte bij hem op, dat de ziel van Bint in de school verder leeft, en zijn bijgetekende periode begint hij daarom met meer goede zin dan anders. 

Bint en De Bree zijn de belangrijkste personages, verder zijn er nog: 
 4 klassen met leerlingen uit sociaal zwakke milieus: 
1. De grauwen zijn goedaardig, arbeidzaam, kleurloos en slecht. Ze willen graag mee, graag leren, maar omdat De Bree denkt dat de klas kan omslaan in rebellie en tuchteloosheid is hij (onnodig) streng voor hen. In deze klas zit de leerling Van Beek, die zelfmoord zal plegen vanwege zijn slechte rapportcijfer. 
2. De bloemen halen heel verschillende resultaten. De bloemen zijn vredig, rustig. In deze klas zitten o.a. de twee meisjes Kret, Stientje en Mabelle, en Jérôme Fléau, een jongen die m.b.v. de conciërge voor een opstand zorgt na de dood van de leerling Van Beek. 
3. De bruinen (o.a. 2 bruine jongens) gaf De Bree graag les. Ze liepen voor met alles en wilden graag leren. Omdat de klas zich bewust was van haar knapheid, was De Bree bang voor hoogmoed. 
4. De hel is de lievelingsklas van de directeur Bint. Zij zitten in klas 4D. Zij functioneren goed met het nieuwe systeem, en verwerven hierdoor eliterechten. Enkele namen uit de klas: “Whimpysinger, De Moraatz, Neutebeum, Nittikson, Surdie Finnis, Te Wigchel, Kiekertak, Taas Daamde, Peert, Punselie, Bolmikolke, Klotterbooke, Ten Hompel, Heiligenleven, Van der Karbargenbok, Steijd, Voorzanger (een schaakspelende Jood). De hel telt slechts 1 meisje, Schattenkeinder. 

 Verder zijn er nog enkele leraren die bij naam genoemd worden: 
Remigius was hoog en tenger en had een donker, warm en helder mensenoog en een veroverende handdruk. Hij rookt sigaretten, (in het boek wordt hij vader van een zoon). Remigius en De Bree praatten wel eens in het boek. 
Keska, aan wie De Bree direct een hekel had, was een vreselijke prool met een vuil gebit, een natte lach van oor tot oor en een klamme hand. Hij had een put boven in zijn hoofd. 
Donkers, is een kleine rode sterke met grijsblond stoppelhaar. Hij is effen, stil en beslist. Hij heeft een geweekte hand van een wasvrouw en is plaatvervangend directeur. Zijn zuurstaande mond laat zien dat hij een pijproker is. 
De Conciërge is een groot, bleek kalf met een gezwollen kalfskop en in zijn borstkas zit een groot, koud kalfshart dat heel langzaam tikt. Hij heeft dikke vingers. Hij is mollig en heeft een wit gezicht. Remigius denkt dat de zwarte schoonmaakster die door Bint is aangenomen, een beroerd schepsel, is aangenomen als provocateur voor de conciërge, die op school woont. Bint denkt namelijk dat de conciërge met de leerling Fléau heult (wat later ook zo blijkt te zijn) maar er zijn nog geen bewijzen. 
Later in het verhaal, als de conciërge is ontslagen, zijn molligheid is verdwenen, hij ouder lijkt en in lompen loopt, komt hij aan de deur van De Bree bedelen. De Bree ziet dat de zwarte schoonmaakster bij hem is, en weigert iets te geven. 
De enige lerares To Delorm is energiek en onknap. Haar mond is te wijd en te dun, maar beweeglijk en intelligent. 
Nox is een vierkante, gekleed in het zwart. Hij heeft een somber oog en een lange zwarte snor. 
Ridderikhof is een voos mens, vroeg oud en met puilogen die door zijn oogleden werden tegengehouden. Hij had dun grijzend haar in een kuif en leek te vriendelijk voor de school. Hij had gele handen van het roken. Hij ziet er ziekelijk uit, maar zijn stalen wil weet de klas en zichzelf eronder te krijgen. 
Talp blijkt een vreemde, hij is volkomen evenwichtig en weet dat ook van zichzelf. Hij is de enige die poseert. Hij heeft zowel ambitie als achtergrond. Hij heeft respect in klassen, niet vanwege tucht, maar vanwege een druk die hij oplegt. 

Je leert de personen kennen door wat De Bree van hen vertelt, en door de gesprekken die er gevoerd worden, tussen de betreffende persoon en De Bree. 

Tijd: 
Het verhaal speelt zich af rond de tijd waarin het is geschreven, 1934. Dit is de tijd van de economische crisis, armoede is dan ook te merken (het enige meisje uit 4D, “de hel” heeft slechts flarden van boeken, volledig versleten, en de ontslagen conciërge en schoonmaakster bedelen aan de deur omdat ze geen steun krijgen). 
1934 is ook de tijd van het opkomend nationalisme. Het was Bints’ doel om de leerlingen van zijn school er voor op te leiden niet bang te zijn in de maatschappij waarin korte bevelen gegeven worden. “De hel” zou dan ook perfect functioneren in de maatschappij. 

De vertelde tijd is ongeveer een schooljaar. De Bree mist namelijk het eerste deel van het schooljaar, omdat hij toen nog aan zijn eigen studie werkte, en pas gevraagd wordt als zijn voorganger Van Fleer is weggepest. De rest van het schooljaar geeft hij les als leraar Nederlands, en na een heroverweging besluit hij toch het volgende jaar in te gaan, waarvan het begin in het boek nog wordt beschreven. 

Er is over het algemeen een continu tijdsverloop al gaan schoolvakanties voorbij zonder dat er bij stil wordt gestaan. 

De verteltijd is ongeveer 1,5 uur. Het boek telt slechts 76 bladzijden, maar ik heb er in verhouding lang over gedaan omdat ik de taal moeilijk vond. 

Er is geen opvallend verband tussen de vertelde tijd en de verteltijd. Er wordt ongeveer een schooljaar beschreven in 76 bladzijde, niet echt veel, en die heb ik in niet al te lange tijd uitgelezen. Er gebeurt niet bijster veel in het boek, en het is ook niet langdradig. 

De tijdsvolgorde in chronologisch. Er is een terugblik, namelijk als De Bree terugdenkt aan de leerling Van Beek, die zelfmoord heeft gepleegd. 
Er is een soort blik vooruit als De Bree denkt hoe de leerlingen zich over 10 jaar in de maatschappij zullen gedragen. 

Over het algemeen is sprake van vision avec. 

Perspectief en vertelsituatie: 
Het verhaal is geschreven in hij-perspectief. De ene keer is Bint de hij, de andere keer De Bree. 
Er is echter maar een verhaallijn, en dat wordt gezien door de ogen van Bint. Perspectiefwisseling vindt niet plaats. 

Ruimte: 
Het verhaal speelt zich af in een schoolgebouw, van een middelbare school, waarschijnlijk in een grote stad (omdat op weg naar school eerst door de armoewijken gelopen moet worden, door De Bree, “waar het stadsplan slecht was”). Het gebouw is koud, kil en verlaten. Er wordt slechts aan enkele klassen les gegeven (4 afdelingen vierde, en 3 afdelingen vijfde klas), omdat de wethouder het niet eens is met het systeem waar mee les gegeven wordt. Als excuses vanwege het niet meer mogen toelaten van leerlingen zegt de wethouder dat het gebouw te oud is. “De hel” krijgt heel toepasselijk les in een van de kelders van de school. De lerarenkamer is rokerig, maar wel gezellig. 
De klassen gaan met Pasen allemaal op kamp, en tijdens het kamp verblijven zij in goedkope hotels. “De hel” fietst door België en Noord-Frankrijk heen. 
Het weer is erg belangrijk is het boek. Ondanks dat het boek korte zinnen kent wordt er een sfeer mee geschept die duidelijk aangeeft hoe De Bree zich er bij voelt. Bijvoorbeeld: “Novemberochtend. De wind danste lomp om de hoeken”. Er wordt een kille sfeer beschreven, De Bree begint aan zijn eerste schooldag. 

Taalgebruik en stijl: 
Het taalgebruik in “Bint” vond ik moeilijk, waarschijnlijk omdat het ouderwets was. De zinnen zijn kort en wekken een bepaalde sfeer op. Er worden veel bijvoeglijke naamwoorden gebruikt die ook bepalend zijn voor de sfeer. De gesprekken die in het boek plaatsvinden zijn vaak kort. Er wordt veel gebruik gemaakt van beeldspraak; leerlingen worden vergeleken met beestachtige wezens en de conciërge met een dik, lomp kalf. 
De zinnen verder waren zuinig en beknopt maar hadden wel hun uitwerking. 

Eigen mening:

Bint is een lastig en klein boekje. Het komt uit de tijd van de nieuwe zakelijkheid en dit vind ik al minder leuk om te lezen. Dit komt omdat deze stroming getypeerd wordt door de korte, zakelijke zinnen en er weinig gebruik wordt gemaakt van emoties. Daarom lees ik liever iets van andere stromingen. Het thema is volgens mij geestelijke weerbaarheid. Bint probeert zijn klassen zo op te leiden dat ze geen meeloopers worden in de huidige maatschappij. Ze moeten sterk staan en kritiek tonen. Als lezer loop je als het ware mee met De Bree. Deze man verzint voor iedere klas een andere toepasselijke naam. Je ziet hoe hij denkt en hoe hij tegen Bint opkijkt. Veel spanningsopbouw is er niet en dat moedigt niet aan om verder te lezen. Ook komt er veel en soms ook moeilijke beeldspraak in voor. Ik vond het lastig om dit boek door te komen en ook niet echt interessant omdat het idee van het boekje typisch uit die tijd komt en we nu heel anders leven. Daarom zal ik het niet aanraden aan mensen die niet graag lezen.